Arendonkse Teljorenlekkers
Arendonkse Teljorenlekkers
In een ver verleden bestonden er geen steenwegen of fietsostrades. Plattelandsdorpen lagen ver uit elkaar en hun inwoners kwamen weinig met elkaar in contact. Bewoners van andere plaatsen werden dan ook vaak gezien als ‘vreemden’. Hieruit ontstond de traditie om elkaar een spotnaam te geven. Sindsdien spreken we over Ravelse Pieren, Retiese Kortoren en Turnhoutse Saziepikkers.
Ook de Arendonkenaar had een bijnaam. Eeuwen geleden waren vele dorpelingen werkzaam in de kousennijverheid. Er was veel thuisarbeid en de weefgetouwen stonden in elke huiskamer. Het leverde de bijnaam ‘Tsjoekers’ op, naar het typische geluid van een weefgetouw.
Als gevolg van de industriële revolutie kwijnde de kousennijverheid weg in Arendonk. Bij gebrek aan andere stielen of industrie, ontstond er werkloosheid. In de loop van de 19de eeuw kwamen daardoor vele tientallen Arendonkenaars in de problemen. Daarbovenop kreeg men in 1845 te maken met een ziekte bij aardappelplanten. De planten verslensten en werden zwart… De oogst mislukte, amper een vijfde kon gered worden. Hieruit ontstond een echte hongersnood.
Vermoedelijk is in die periode de bijnaam ‘Teljorenlekkers’ ontstaan. Omdat men geen voedsel verloren wilde laten gaan, likte men elk bord schoon tot de laatste kruimel.