Categorieën: Arendonkse geschiedenis1030 woorden3,9 min leestijd

Arendonkse valkeniers behoorden tot de wereldtop

Auteurs: 1030 woorden3,9 min leestijd

Arendonkse valkeniers behoorden tot de wereldtop

DATUM

april 20, 2023

CATEGORIE
Deel dit leesvoer

Wie vandaag door Arendonk rijdt, passeert straten met namen als Bellekens, De Brulen, De Leggen en De Valken. Allemaal zijn het verwijzingen naar de valkerij waarvoor het dorp vanaf de 13de eeuw tot aan de Franse revolutie bekend stond. De valkenjacht was een ‘edele sport’ die beoefend werd door de elite van die tijd.

Men hanteerde hierin strikte regels. Vogels mocht je alleen met vogels bejagen. Lopend wild zoals reeën, enkel met een hond. Daarom sprak men van “veer op veer” en “haar op haar”. Op die manier trokken koningen en hertogen eropuit, meestal te paard, met een afgerichte roofvogel in de hand om op wilde reigers en fazanten te jagen. Hierbij werden ze bijgestaan door hun persoonlijke valkenier.

De valkerij bestaat al duizenden jaren en zou ontstaan zijn in Azië. De uitgestrekte steppevlaktes daar waren (en zijn nog steeds) het natuurlijke leefgebied van de roofvogels. Gaandeweg verspreidde het zich over de rest van het Euraziatische continent en het noorden van Afrika. Vermoedelijk waren het de Romeinen die de kunst van de valkenjacht tot in onze streken brachten.

Sinds de middeleeuwen werden overal in het voormalige hertogdom Brabant wilde roofvogels gevangen. Tegen het broedseizoen vliegen de vogels massaal over de streek, richting het noorden. Arendonk was omringd door een uitgestrekte heidevlakte met hier en daar een poel, moerassen en vennen. Die omgeving maakte het ideaal om wilde sperwers, haviken en valken te vangen. Dat gebeurde met ‘leggen’, een uitgeruste vangplaats waar de vogels in de val werden gelokt. Arendonkse valkeniers bezaten ook leggen in andere landen, veelal in Scandinavië, zoals Denemarken, Noorwegen en zelfs IJsland. De prooivogels werden afgericht en doorverkocht aan vorsten en edellieden.

De vogelvangers waren dan ook vaak ver van huis. Dat veranderde niet wanneer zij met een ‘buit’ aan gevangen roofvogels weer huiswaarts kwamen. Hun verblijf onder de kerktoren was vaak van korte duur. Veel valkeniers reisden namelijk mee met hun afgerichte vogels en bleven lange tijd in dienst van koningen en ander adellijk gezelschap. Hun bijnaam ‘vrijgezellen’ spreekt voor zich…

Thuis in Arendonk bestond er heel wat nevenarbeid: huifjes, loeren, weitassen en andere attributen werden allemaal lokaal vervaardigd. Op die manier waren soms hele gezinnen afhankelijk van de valkenjacht voor hun inkomsten en levensonderhoud. Andere nijverheden bestonden nauwelijks en veel mensen hadden te lijden onder armoede. De valkerij was zo alom aanwezig in het dagelijkse leven van de middeleeuwse Arendonkenaren.

Van Spanje tot Zweden

Er zijn lijsten opgesteld van Arendonkse valkeniers waaruit blijkt dat zij in dienst waren bij nagenoeg alle koningshuizen van Europa, van Spanje tot Zweden. Ze hadden dan ook een zeer goede reputatie tot ver buiten de landsgrenzen.

Velen trokken naar Frankrijk. Zo zou een zekere Joannes Vivarius in dienst zijn geweest van de Franse koning Lodewijk XIII. Hij werkte vanuit Versailles, dat toen nog een eenvoudig jachtpaviljoen was. Rombout Van Deuren (de oude) schopte het in 1685 zelfs tot oppervalkenier van Lodewijk XIV, de Zonnekoning. Ook zijn naamgenoot Rombout Van Deuren (de jonge) werd oppervalkenier, in dienst van Lodewijk XV. De Zonnekoning was een grote afnemer van Arendonkse valkeniers. Alleen al tijdens de laatste 20 jaar van zijn bewind had hij maar liefst 157 valkeniers in dienst! Ook vogels, kooien en paarden werden aangevoerd vanuit de Kempense gemeente.

Voor de koning werken had zo zijn voordelen. Als (opper)valkenier behoorde je bovendien tot de hogere klasse van de hofhouding. Wanneer valkeniers een hoge leeftijd bereikten en niet meer in staat

waren om hun functie uit te oefenen, kregen ze jaarlijks een pensioen uitgekeerd. Valkeniers waren zo een van de eerste beroepen die recht hadden op een pensioen. Zo had meester-valkenier Henry Van Dessel in 1787 recht op 300 ponden pensioengeld. Gewone valkeniers moesten het stellen met 200 ponden. De gemeente Arendonk moest wel jaarlijks een bewijs van leven afleveren aan het hof zodat er zeker niet gesjoemeld kon worden.

Valkhof

Sinds de 13de eeuw was onze buurstad Turnhout met haar kasteel een geliefd buitenverblijf voor onze toenmalige vorsten. De Bourgondiërs en de Habsburgers waren dol op de jacht in het Grotenhoutbos. Dat bos, op de grens met Vosselaar, was toen wel heel wat uitgestrekter dan vandaag.

En zelfs in Turnhout waardeerde men de expertise van de Arendonkenaren. In de Binkenstad was sinds de 15de eeuw namelijk het Valkhof gevestigd: een soort rechtbank waar geschillen werden beslecht tussen valkeniers of die een link hadden met de valkerij. Hierin zetelden vier hertogelijke leenmannen van Turnhout, een oppervalkenier en drie ‘vrijgezellen’ of valkeniers van Arendonk.

Ook het Consistorie van de Hoorn bevond zich in Turnhout. Dat was bevoegd voor alle andere ‘gewone’ jachtdelicten. Vanaf de 17de eeuw waren beide rechtbanken bevoegd in het hele hertogdom Brabant. Ze waren gevestigd in het oude stadhuis van Turnhout, dat ten zuiden van de Grote Markt stond, tegenover de ingang van de Herentalsstraat. Het classicistische gebouw was honderden jaren oud toen het in 1962 werd afgebroken om plaats te maken voor… parkeerplaatsen. Wat wel bewaard bleef na de afbraak is een oude ijzeren deur met daarop afgebeelde taferelen van de valkerij en de gewone jacht: een valkenier met roofvogel en daaronder een jager met zijn hond. De deur is tegenwoordig te bewonderen in het Turnhoutse Taxandriamuseum.

Immaterieel cultureel erfgoed

Tijdens de Franse Revolutie werden de adel en alles wat daarbij hoorde onverbiddelijk afgeschaft. Ook de valkerij als ambacht verdween in alle stilte. Toch bestaan er ook vandaag nog steeds Arendonkse valkeniers, al werken zij niet meer in dienst van de koning. Het zijn liefhebbers die in hun vrije tijd de oude tradities in stand houden, met behulp van hedendaagse technieken.

Valkerij werd intussen erkend als immaterieel cultureel erfgoed door de Unesco. Op die manier wil men de eeuwenoude gebruiken in stand houden en ervoor zorgen dat de valkerij als ambacht ook toekomstige generaties kan blijven inspireren.

Wist je dat je ook een opleiding tot valkenier kan volgen? Sinds 2002 bestaat er een aanbod van Syntra waarin men gedurende twee jaar alles leert over de kneepjes van het vak. De opleiding is intens en vraagt veel engagement, maar wie slaagt mag zich wel een gediplomeerd valkenier noemen.

Jef Van Steenbergen

Bronnen
– Goris Jan, ‘Aloude valkerij in de Kempen en aan de vorstelijke hoven’, 1966
– Van Clemen Sam, ‘800 jaar Turnhout. Een stadsgeschiedenis’, 2011
– Taxandriamuseum Turnhout

Blijf lezen: